e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgeteld zijn (haar) tijd zijn: (haar) tijd zijn (Opheers) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitglijden uitslibberen: oatslibərə (Opheers) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitneembaar frontje plastron (fr.): plastro͂ (Opheers) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitspannen uitspannen: ātspanǝ (Opheers) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
vaars vaars: vi̯ās (Opheers) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
valhoedje valhoedje: valhy(3)̄tjə (Opheers), valhytjə (Opheers) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
van de leg afraken uitgelegd (volt. deelw.): ou̯txǝlęi̯t (Opheers) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van veren wisselen ruiven: rou̯vǝ (Opheers) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
varken varken: vęrǝkǝ (Opheers), vɛrǝkǝ (Opheers) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken (bijzondere namen) kuus: kys (Opheers) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12