e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwatkǫp (Opheers) [N 3A, 128] I-11
bontkraag pelsen kraag: pejəlsə krax (Opheers) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontmantel: boəntmantəl (Opheers), pelsen paletot (fr.): pejəlsə palto (Opheers) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: bu.uch (Opheers), center: sɛ.ntǝr (Opheers) boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9, III-3-2
boom (alg.) boom: bou̯m (Opheers) boom [RND] III-4-3
boomgaard fruitwei: frøt[wei} (Opheers) I-7
boomstronk stronk: stroͅnk (Opheers) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3
boordenknoopje colknoopje (<fr.): koͅlknəpkə (Opheers) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3
boosaardig paard kwaad paard: koǝt pi̯āt (Opheers), ros: rǫs (Opheers) Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o] I-9
bordenrek, schotelrek reebankje: rījbɛ̄ŋskə (Opheers) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1