e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brȳi̯ǝ (Opheers) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren broedhen: brūu̯thin (Opheers) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeds broedkarig: brūu̯tkǫu̯tǝx (Opheers) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broek billenriem: belǝri(ǝ)m (Opheers) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split preutbroek: (preutbroek) [sic]  prøjətbruk (Opheers) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen broek: bruk (Opheers) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen achterhaamkettinkjes: axtǝrhā(ǝ)m kęteŋskǝs (Opheers) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp broekspijp: brukspejəpə (Opheers) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem riem: rīm (Opheers) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter achterste maal: ēͅstə mōͅəl (Opheers) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3