33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkbak:
drē̜ ̞ŋk˱bak (P222p Opheers)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19575 |
drinkbeker |
bierpot:
steen
bīrpoͅt (P222p Opheers),
bol:
# omgespeld volgens RND (geen fringsteken) steen soep
boͅl (P222p Opheers),
jatte (fr.):
steen
djat (P222p Opheers),
snel:
metaal
snɛl (P222p Opheers)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34333 |
drinken bij de zeug |
tetten:
tętǝ (P222p Opheers)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
bak:
bak (P222p Opheers),
bakje:
bakskə (P222p Opheers),
glas:
glōͅəs (P222p Opheers),
pint:
pii̯.nt (P222p Opheers)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
drupje:
drøͅpkə (P222p Opheers)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pāl (P222p Opheers)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
hooien:
hǫi̯ǝ (P222p Opheers),
sterven:
stęrǝvǝ (P222p Opheers)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drujch (P222p Opheers)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drø̄u̯xstø̄u̯n (P222p Opheers)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (P222p Opheers)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|