18376 |
hoge klomp? |
slachtersklonk:
slaXtərsklūŋk (P222p Opheers)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18628 |
hoge pet met opstaand bovenstuk |
hoge kepie:
`hə.ugə kəpi (P222p Opheers),
hoge zijden:
howg zēͅjə (P222p Opheers)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
botinə (P222p Opheers)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
pastoorschoen:
pəstōwərskūən (P222p Opheers)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
snōskūən (P222p Opheers)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
muilbanden:
mǭlbęi̯ŋǝ (P222p Opheers)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
21622 |
honderd frank |
stuk van honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings, alleen het "alfa-tekentje"omgespeld volgens Grootaers.
ə støk vàn 100 fraŋ (P222p Opheers)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
huŋər əbə (P222p Opheers),
ək əp hüŋər (P222p Opheers)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (P222p Opheers)
|
hoofd [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
donder:
B.v. ge gaat het op uw donder krijgen.
doͅndər (P222p Opheers),
tets:
(tjes)
t`eͅs (P222p Opheers)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|