e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horen horen: hurə (Opheers) horen [N 10b (1961)] III-1-1
horizontale draaibare sluitbalk van een poort wervel: węlǝvǝr (Opheers) Een draaibare sluitbalk ter halve hoogte van een poort, in het midden vast bevestigd aan een van de poortvleugels. In horizontale stand gedraaid vallen de uiteinden in een bevestiging en is de poort afgesloten; in vertikale stand is de poort geopend. De sluitbalk wordt dan om hinder te voorkomen vaak boven en onder vastgezet. Zie afbeelding 20. [add. uit N 5A, 54a; N 4A, 48; A 49, 4] I-6
horizontale sluitbalk van een poort disselboom: desǝlbou̯m (Opheers), poorthout: pǭathǭt (Opheers) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
houder van slachtvee vetter: vɛtǝr (Opheers) [N 3A, 77d] I-11
houten lepel houten leper: m.  o͂ͅtə løͅpər (Opheers) lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
houten sandaal klepper: Van Dale (online): klepper, 3) houten sandaal.  klɛpər (Opheers) sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)] III-1-3
houten stamper stomper: stūmpǝr (Opheers) Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.] I-12
houtspaander stekje: werden vooraf klaar gelegd in een pot gestoken of gewoon op de schouw gelegd  stɛkskə (Opheers) spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] III-2-1
houtsplinter slinster: slē.nstǝr (Opheers) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm milver: meͅlvər (Opheers) wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)] III-4-2