17733 |
horen |
horen:
hurə (P222p Opheers)
|
horen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33457 |
horizontale draaibare sluitbalk van een poort |
wervel:
węlǝvǝr (P222p Opheers)
|
Een draaibare sluitbalk ter halve hoogte van een poort, in het midden vast bevestigd aan een van de poortvleugels. In horizontale stand gedraaid vallen de uiteinden in een bevestiging en is de poort afgesloten; in vertikale stand is de poort geopend. De sluitbalk wordt dan om hinder te voorkomen vaak boven en onder vastgezet. Zie afbeelding 20. [add. uit N 5A, 54a; N 4A, 48; A 49, 4]
I-6
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
disselboom:
desǝlbou̯m (P222p Opheers),
poorthout:
pǭathǭt (P222p Opheers)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetter:
vɛtǝr (P222p Opheers)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
19552 |
houten lepel |
houten leper:
m.
o͂ͅtə løͅpər (P222p Opheers)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18355 |
houten sandaal |
klepper:
Van Dale (online): klepper, 3) houten sandaal.
klɛpər (P222p Opheers)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34367 |
houten stamper |
stomper:
stūmpǝr (P222p Opheers)
|
Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.]
I-12
|
19476 |
houtspaander |
stekje:
werden vooraf klaar gelegd in een pot gestoken of gewoon op de schouw gelegd
stɛkskə (P222p Opheers)
|
spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
slinster:
slē.nstǝr (P222p Opheers)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
milver:
meͅlvər (P222p Opheers)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|