e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bal gehakt frikadel: Syst. Frings  frikədɛl (Opheers) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] III-2-3
balein balein: balɛ:n (Opheers), bāleͅjn (Opheers) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balken onder de verhoogde tasruimte houters: hǭtǝrs (Opheers) De balken die de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer dragen. Zie de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70b] I-6
balken van de zolder boven de dorsvloer bolderbalken: bi̯ǫldǝrbálǝkǝ (Opheers), leghouters: le ̞xhǭtǝrs (Opheers) De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.] I-6
balkenbrij pens: Syst. Frings  pɛns (Opheers) Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
banden pezen: pęi̯zǝ (Opheers) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bandschort met borststuk voordoek bet een platstuk: WNT: plat (III), ss. platstuk, 3. Gewestelijk (hier en daar in Z.-Ndl.) als naam voor de beide schouderstukken van een kiel of hemd, van achteren tegen elkaaar genaaid.  vèùrk bə ə plat stèùk (Opheers) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bankbiljet briefje: ps. omgespeld volgens Frings.  brifkə (Opheers) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
baret baretmuts (<fr.): bərɛtmŭts (Opheers), muts bet kwispel: mutz bə kwepzəl (Opheers) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barrevoets: bɛrəvuts (Opheers) blootvoets [RND] III-1-3