e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleingeld kleingeld: ps. omgespeld volgens Frings.  klēͅj gēͅlt (Opheers) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
klep (van pet) klep: kleͅp (Opheers), klip (Opheers) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek klepbroek: klɛpbruk (Opheers) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
kletsoor kletsoor: klętsǫ(ǝ)r (Opheers) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kliekje herwarmde overschot: Syst. Frings  hɛrwɛrmdə ø͂ͅvərskoͅt (Opheers) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
kloeken kloeken: klūkǝ (Opheers) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klomp klonk: kluŋk (Opheers), klūŋk (Opheers) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
klompschoen klonkschoen: klūŋksXūən (Opheers) klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
kloven kloven: kluəf (Opheers) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit aarde klot: klot (Opheers) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8