e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: kö.ystər (Opheers) koster [RND] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: Syst. Frings  karbəno(ə)t (Opheers) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
kous met knoopjes slobkous: slopkōstə (Opheers) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen n kousen]: kōs (Opheers) kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband kousbindel: koosbɛngel (Opheers) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kōǫ.tǝr (Opheers) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouterslot ring: rē̜i̯ŋ (Opheers) Soms werd het kouter, als de ploeg op het veld bleef staan, tegen diefstal beveiligd met een slot. Dit gebruik was echter verre van algemeen bekend. Wel bekend, doch met onbekende benaming, was het slot in L 290. In Q 162 werd het kouter ter plaatse in de grond verstopt. Als slot kon dienen een stang evenwijdig aan de ploegbalk, een hangslot, een band, beugel of ring. [N 11, 37; N 11A, 140c] I-1
kraag van een kraagmantel brede kraag: breͅitə krōͅx (Opheers) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraaien, gezegd van de haan zingen: zęi̯ŋǝ (Opheers) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraaltjes pareltjes: pjɛ:lkəs (Opheers) kraaltjes [RND] III-3-2