19553 |
lepel |
leper:
m.
løͅpər (P222p Opheers)
|
lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19556 |
lepelrek |
lepelrek:
løͅpəreͅk (P222p Opheers)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18340 |
leren beenkap |
stramp:
strāmpə (P222p Opheers)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
leren muts bet oorkleppen:
li.ərə mu.ts bə o.wərklɛpə (P222p Opheers)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21341 |
leurder |
leurder:
ps. omgespeld volgens Frings.
lø͂ͅrdər (P222p Opheers)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
op commerce (fr.) gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
op kəmeͅrs goͅn (P222p Opheers)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
leͅf (P222p Opheers)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
liəvər (P222p Opheers)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lixəm (P222p Opheers)
|
lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
fors:
fors (P222p Opheers, ...
P222p Opheers)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|