21274 |
geld |
geld:
gaelt (L371p Ophoven),
ge moet uw geld niet in `t water gooien (L371p Ophoven),
geld (L371p Ophoven),
hiej is vader zien jas en Moder heur geld, vader zien kouw en vader zienen hond (L371p Ophoven),
moder, biej weem moot ich geld goan halen (L371p Ophoven),
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje achter g@ld heb ik letterlijk overgenomen (of bedoelt invuller dit als een "glottishslag": ¿).
geͅld⁄ (L371p Ophoven)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...) [ZND 44 (1946)] || geld [RND], [ZND 44 (1946)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
24578 |
gelderse roos |
balroos:
WLD
balrooës (L371p Ophoven),
sneeuwbal:
WLD
snìeëbal (L371p Ophoven)
|
Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
lø`pinǝ (L371p Ophoven)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24488 |
gele narcis |
paasbloem:
WLD
paosbloom (L371p Ophoven)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24615 |
gele plomp |
gele waterlelie:
WLD
gele waterlelie (L371p Ophoven)
|
Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
lēͅsmeͅs (L371p Ophoven)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gəlīkə (L371p Ophoven),
lijken:
lieken (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
trekken:
trekə (L371p Ophoven)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || gelijken [ZND 25 (1941)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
geliek speulen (L371p Ophoven)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (L371p Ophoven)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
ex-voto (<lat.):
ex voto (L371p Ophoven)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|