| 23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
grote hostie (L371p Ophoven)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 22504 |
grote knikker |
schieterd:
šētərt (L371p Ophoven)
|
Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
| 19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
ongeacht het tijdstip.
grote pots (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|
| 22675 |
grote trom |
grote trom:
grote trom (L371p Ophoven)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
| 24857 |
grote weegbree |
weegbree:
WLD
weegbree (L371p Ophoven)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 18872 |
gruwelijk |
verschrikkelijk:
verschrikkelijk (L371p Ophoven)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24780 |
guichelheil |
rode muur:
WLD
roēje mìer (L371p Ophoven)
|
Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 18834 |
guitig |
guitig:
guitig (L371p Ophoven)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 23267 |
gulden mis |
gulden mis:
guljdenmès (L371p Ophoven),
gêuljə mès (L371p Ophoven)
|
De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)] || Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
| 20495 |
gulzig |
gulzig:
gulzig (L371p Ophoven)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|