33997 |
kletsoor |
krakkesjool:
krakǝšǭl (L371p Ophoven),
krekkesjool:
krękǝzuǝl (L371p Ophoven)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
klappei:
klappei (L371p Ophoven)
|
een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven,
L371p Ophoven)
|
kleur [DC 42B (1967)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
kleren (L371p Ophoven)
|
Klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt (koningszeer, sinte markoen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
kleven (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] || Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19973 |
klink |
klink:
klink (L371p Ophoven)
|
Vrouwelijk geslachtsdeel. [N 76, 15]
I-12
|
17736 |
klinken |
klinken:
klinken (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] || Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
31498 |
klinkhamer |
klinker:
kleŋkǝr (L371p Ophoven),
riveerhamer:
rǝvērhāmǝr (L371p Ophoven)
|
Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.]
II-11
|
31502 |
klinknageltang |
nagelentang:
nēgǝltaŋ (L371p Ophoven)
|
Lange tang met aan de voorzijde van de bek een ronding waarin de klinknagel past. De nageltang wordt gebruikt om de verhitte klinknagels uit het vuur te nemen. Zie ook afb. 182. [N 33, 183; N 33, 380]
II-11
|
24536 |
klit |
klit:
klet (L371p Ophoven),
WLD
klet (L371p Ophoven)
|
klis [ZND 01 (1922)] || Klis (arctium tomentosum/xantimum atrumarium). De plant is 50 tot 130 cm groot. De bladeren zijn aan de onderkant viltig behaard; de bloemhoofdjes staan in schermvormige trossen, de omwindselblaadjes zijn wit spinnewebachtig behaard, vaak met een rode spi [N 92 (1982)]
III-4-3
|