e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liegen liegen: legen (Ophoven), lēgə (Ophoven) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies dunnen: dønǝ (Ophoven), lies: lēs (Ophoven) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, I-9
lieveheersbeestje lieveherekuikje: ook in ZND 16, 006  levenhièrekuukske (Ophoven) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: legə (Ophoven) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
ligger ligger: leqǝr (Ophoven) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijden lijden: lièjen (Ophoven) een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)] III-1-4
lijfbieden, prolapsus vaginae (de) koningskop zien: dǝ kø̄neŋskǫp zēn (Ophoven) Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a] I-11
lijkbaar lijkbaar: liekbaar (Ophoven) De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)] III-3-3
lijkbidder ter-lijk-bidder: znd 1 a-m; znd 30, 25; mar.: zie aanzegger  ter līēk bijjer (Ophoven, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijkboog lijkbaar: liekbaar (Ophoven) De in de kerk opgestelde boog bij een lijkdienst, lijkboog [doeëdeboaëg, boaëg]. [N 96D (1989)] III-3-3