20285 |
min, voedster |
voedster:
voodster (L371p Ophoven)
|
voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19360 |
minachten; minachtend |
schampen:
schampen (L371p Ophoven)
|
blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20460 |
minnaar |
bijzit:
bijzit (L371p Ophoven)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20459 |
minnares |
bijzit:
biêzit (L371p Ophoven)
|
een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
wonder:
wonjer (L371p Ophoven)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
meͅs (L371p Ophoven)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherenmis:
driehiere mes (L371p Ophoven)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
mis uit dankbaarheid:
mes oet dankbaarheid (L371p Ophoven)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
dodenmis:
dooijemes (L371p Ophoven)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23548 |
misboek op het altaar |
misboek:
mesbook (L371p Ophoven)
|
Het grote misboek, missaal dat op een lezenaar op het altaar staat [misboek, mèsbook, mèsbóch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|