24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effəkes (L371p Ophoven),
moment:
moment (L371p Ophoven),
ogenblikje:
ogenblikske (L371p Ophoven),
poosje:
e puiske (L371p Ophoven)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
eine noewen engzaol met eine noewen orgel (L371p Ophoven),
oksaol (L371p Ophoven)
|
Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (L371p Ophoven)
|
Oksel (oksel, onder de arm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
smout:
smoa͂t (L371p Ophoven)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slā.x[molen] (L371p Ophoven),
smoutmolen:
smǭ.t[molen] (L371p Ophoven)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
omermen (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)] || omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33745 |
omheinen |
tuinen:
tūnǝ (L371p Ophoven)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
toǝn (L371p Ophoven),
tūn (L371p Ophoven)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkhofmuur:
kirkhoofmoor (L371p Ophoven)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17917 |
omhelzen |
lief duwen:
leef dujen (L371p Ophoven)
|
Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|