24489 |
palmboompje |
palm:
palm (L371p Ophoven),
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palməbuimke (L371p Ophoven),
palmenstruik:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmenstroek (L371p Ophoven)
|
palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) [ZND m]
III-4-3
|
23791 |
palmbosje |
palmtakken:
palmtek (L371p Ophoven)
|
Het palmbosje dat op Palmzondag gewijd wordt [palemwösj]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22553 |
palmpaas |
palmpaas:
palmpaos (L371p Ophoven)
|
De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23790 |
palmprocessie |
palmprocessie (<lat.):
pamlpersessie (L371p Ophoven)
|
De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23789 |
palmtakje |
palmtakje:
palmtekske (L371p Ophoven)
|
Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23788 |
palmtakjes plaatsen |
palmpje steken:
pelmke steken (L371p Ophoven)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmviering:
palmvieëring (L371p Ophoven)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzondig (L371p Ophoven)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
30223 |
panlatten |
panlatten:
panlatǝ (L371p Ophoven)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
sjore (L371p Ophoven)
|
Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|