e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scrotum buidel: byu̯ǝl (Ophoven) Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b] I-11
seksen sekken: sɛkǝ (Ophoven), seksen: sęksǝ (Ophoven) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selder: WBD/WLD  selder (Ophoven), selderie: seͅldərii̯ (Ophoven) [Goossens 1b (1960)]Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): semenarie (Ophoven) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering kermisbloem: -  kermisbloemen (Ophoven, ... ), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  kermisbloom (Ophoven), meibloem: onzekere opgave  meibloemen (Ophoven, ... ), pinksterbloem: 2x  pinksterbloem (Ophoven, ... ), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  pinksterbloom (Ophoven) sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3
servies servies: servies (Ophoven) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
sierkleedje, antimakassar lapje: lepke (Ophoven) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlijke omslagdoek plag: pla.k (Ophoven) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar sigaar: sigaar (Ophoven) sigaar [ZND 32 (1939)] III-2-3
sigarenpijpje sigarenpijpje: sigarenpiepke (Ophoven) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3