| 24242 |
sijs |
sijsje:
sieske (L371p Ophoven)
|
sijs [ZND m]
III-4-1
|
| 17752 |
sik |
sik:
sek (L371p Ophoven),
sikje:
sikske (L371p Ophoven)
|
Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)] || Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.]
I-12, III-1-1
|
| 28694 |
sikkel |
zekel:
zē.kǝl (L371p Ophoven)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
| 33981 |
singel |
singel:
se.ŋǝl (L371p Ophoven)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
| 23399 |
sint-annabeeld |
sint-anna-te-drien:
sint anna ten driee (L371p Ophoven)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23830 |
sint-antoniusbrood |
antoniusbrood:
antoniusbroed (L371p Ophoven)
|
Het Antoniusbrood, als aalmoes geschonken voor de armen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23831 |
sint-antoniusbroodbus |
armenbus:
ermebus (L371p Ophoven)
|
De Antonius-broodbus, de offerbus t.b.v. brood voor de armen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 22447 |
sint-bavo |
bamis:
baomis (L371p Ophoven)
|
Het feest van St. Bavo (mis) op 1 oktober [Bavo, bamis, bavomis]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 23847 |
sint-hubertusbrood |
sint-hubertusbrood:
st hubertusbroeëd (L371p Ophoven)
|
Het brood dat op St. Hubertusdag gezegend en uitgereikt werd als afweer tegen hondsdolheid [Sint Hubertusbroeëd]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefsaltaar:
sint joeezefsaltaor (L371p Ophoven)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|