32971 |
stengel, steel |
steel:
stē.l (L371p Ophoven)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
creperen:
WBD/WLD
kreperen (L371p Ophoven),
doodgaan:
daod gaon (L371p Ophoven),
daut gāōn (L371p Ophoven),
kapotgaan:
kǝpot˲gǭn (L371p Ophoven)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kepot gāōn (L371p Ophoven)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
24059 |
stervensgebed |
gebed voor de stervende:
gebed veur de stervenjde (L371p Ophoven)
|
Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
staanderik:
stęnǝrek (L371p Ophoven)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
straf:
straf (L371p Ophoven)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
steefdochter (L371p Ophoven)
|
De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
steefmoder (L371p Ophoven)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
steefvader (L371p Ophoven)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
steefzoon (L371p Ophoven)
|
De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)]
III-2-2
|