e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiekem achterbaks: achterbaks (Ophoven), achterrug: ook materiaal znd 1u, 65 rug  achter ruk (Ophoven), heimelijk: heimelijk (Ophoven), heimelik (Ophoven), ook materiaal znd 1u, 65  heimelik (Ophoven), in het geniep: ook materiaal znd 1u, 65  in ’t geniep (Ophoven) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [ZND 01 (1922)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] || oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
stiekem eten knatsen: knatschen (Ophoven) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] III-2-3
stier duur: dø̄r (Ophoven), stier: stīr (Ophoven), var: var (Ophoven) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stram: stram (Ophoven) Stijf, van vingers en handen gezegd (scheef, krom, stram). [N 109 (2001)] III-1-2
stijfkop stijfkop: stièfkop (Ophoven), ook materiaal znd 28, 31  stiefkop (Ophoven) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || koppig [ZND 01 (1922)] III-1-4
stijfkoppig stug: stug (Ophoven) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stīfsəl (Ophoven) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfselpap: stiefsəlpap (Ophoven) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stigbø̄.gǝls (Ophoven), stivbø̄.gǝls (Ophoven) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stikken (Ophoven, ... ) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2