e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stro struu: stryǝ (Ophoven) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stronk van de knotwilg tronk: WBD/WLD  tronk (Ophoven) Het korte onderstuk van een wilg wanneer de takken vlak boven de grond worden afgekapt. [N 82 (1981)] III-4-3
stronk, stengel van koolplanten stronk: WBD/WLD  stronk (Ophoven) Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] I-7
strontje strontje: struntje (Ophoven), wegescheet: ene wiegesjiet (Ophoven), wēgescheet (Ophoven) een zweertje op het ooglid? [DC 60 (1985)] || Zweertje op het ooglid (paddescheet, paddeschijter, kween, griet, wegescheet, padoog, schietvlek). [N 84 (1981)] III-1-2
strooien dameshoed strooien hoed: stryənōt (Ophoven) dameshoed, strooien of uit fijne houtvezel vervaardigde ~ [spannen-, boerinnenhoed] [N 25 (1964)] III-1-3
strooien hoed strooien hoed: strøjənōt (Ophoven) hoed, strooien ~ [N 25 (1964)] III-1-3
strooisel strooisel: strø̜u̯sǝl (Ophoven) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] I-11
strooisel in de potstal hei: hęi̯ (Ophoven), lappen: lɛp (Ophoven), lover: lou̯.vǝr (Ophoven), spangen: spa.ŋǝ (Ophoven) Een potstal is een ouderwetse stal met als belangrijkste functie het winnen van mest (zie ook het lemma ''potstal'' in wld I.6 blz. 31-32). Over de mest heen werd strooisel gespreid, zodat de koeien steeds hoger kwamen te staan en de stal vol mest raakte. Als strooisel werd van alles gebruikt: in de zon gedroogde graszoden, dennennaalden, stro, gedroogde bladeren, heiplaggen, turf(molm), zaagmeel. [N 11, 13a; N 11, 13b; N 11, 13c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11
strooisel keren verlijken: vǝrlī.kǝ (Ophoven) Strooisel in de potstal keren. [JG 1a, 1b, 2c] I-11
strooisel spreiden strouwen: strou̯ǝ (Ophoven) Het verspreiden van het strooisel onder het vee. [JG 1a, 1b; RND 10, 51] I-11