21133 |
uitwijken |
uitwijken:
ū.twi.kǝ (L371p Ophoven)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21387 |
unster |
unster:
WNT: unster - ons(t)er, eunster, anster, uister, huiser, oister, uuser, ulster -, Van ons (mnl. unce) met -er, al dan niet met epenthetische l). 1. Weegwerktuig [...]
oster (L371p Ophoven),
øͅstər (L371p Ophoven)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
zeik:
zęi̯k (L371p Ophoven)
|
urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pissen (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
zeiken:
zęi̯kǝn (L371p Ophoven)
|
urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
ursulin (L371p Ophoven)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22466 |
vaandeldrager |
vaandrig:
vaandrig (L371p Ophoven)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
rind:
rɛi̯njtj (L371p Ophoven),
vaars:
vēs (L371p Ophoven),
vɛrs (L371p Ophoven)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelsplag:
sxōtəlsplak (L371p Ophoven)
|
zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
25283 |
vadem, maat van uitgestrekte armen |
vadem:
vadem (L371p Ophoven)
|
de maat die de afstand aangeeft tussen de rechter en de linkerhand bij zijdelings uitgestrekte armen (± 1,7m-1,9m) [rek, vadem, vaam] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28963 |
vademen |
vamen:
vē̜mǝ (L371p Ophoven)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|