18853 |
vermoeden |
vermoeden:
vermaden (L371p Ophoven)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
verdestrueren:
verdesteleweeren (L371p Ophoven)
|
vernielen [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
23374 |
verpachte banken |
eigen banken:
eigen benk (L371p Ophoven)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
geboden feestdag:
gebojen fieestdaag (L371p Ophoven)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
verplichting:
verplichting (L371p Ophoven)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulveren (L371p Ophoven)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschaald (L371p Ophoven)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20644 |
verschalen |
verschalen:
verschajale (L371p Ophoven)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
verscheten (L371p Ophoven)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
verschiening hubbe (L371p Ophoven)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|