24473 |
blauwe bosbes |
malsbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
maolsbére (L371p Ophoven),
moasbīər (L371p Ophoven)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
strontvlieg:
WBD/WLD
strontvleeg (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
WBD/WLD
blaozen (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
pleisteren:
pleisteren (L371p Ophoven)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieven (L371p Ophoven),
blīvə (L371p Ophoven),
wachten:
wachten (L371p Ophoven)
|
blijven [ZND 25 (1937)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (L371p Ophoven),
weerlicht:
weirleecht
wēͅrlēxt (L371p Ophoven)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaafleider (L371p Ophoven)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemtj (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
hèt bliksemtj (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
hət bliksəmtj (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
t bliksemtj
tbleksəmt⁄ (L371p Ophoven)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
22353 |
blindemannetje spelen |
schrankelen:
schrankelen (L371p Ophoven)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinken (L371p Ophoven)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|