e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winderig weer winderig (weer): winjderig (Ophoven) winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windmolen windmolen: węnjtj[molen] (Ophoven) Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.] II-3
windstilte stil (weer): stil (Ophoven), windstil (weer): windjstil (Ophoven) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
windzuiger windzuiker: wę.njtj˲zy.kǝr (Ophoven) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel winkel: winkel (Ophoven) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winkelhaak winkelhaak: winkelhaok (Ophoven) Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)] III-1-3
winnen winnen: (w)EnE (Ophoven), weͅnnə (Ophoven), weͅnə (Ophoven) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [ZND m] III-3-2
winst winst: winst (Ophoven) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1
winterkleren winterkleren: went`ərkleͅ`ər (Ophoven) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterkoninkje winterklokje: wènterklùkske (Ophoven), winterkoninkje: wèntjərkeûninkskə (Ophoven) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1