e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wollen muts (kinderen) muts: møts (Ophoven) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde blessure: blessure (Ophoven) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonderdoener wonderdoener: wonjerdoner (Ophoven) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonderen doen wonderen doen: wonjere doon (Ophoven) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen nestelen: nestelen (Ophoven), wonen: woͅanən (Ophoven) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1, III-4-1
woord kal: det is schoane kal (Ophoven), woord: ei woord, ei weurdje, det zeen schwan weurd (Ophoven), wo:rt (Ophoven), wōrt (Ophoven) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND], [ZND m] III-3-1
wormbulten angels: (enk)  aŋǝl (Ophoven) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig door wormsteek aangeboord: dōͅr woͅrmsteək āngəbōͅrt (Ophoven), gewormd: gewormdj (Ophoven), wormstekig: WBD/WLD  wormstēkig (Ophoven, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] I-7, III-2-3
worstelen worstelen: wurstelen (Ophoven) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
wortel wortel: wǫrtǝl (Ophoven) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4