18614 |
wollen muts (kinderen) |
muts:
møts (L371p Ophoven)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
blessure:
blessure (L371p Ophoven)
|
Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23919 |
wonderdoener |
wonderdoener:
wonjerdoner (L371p Ophoven)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wonjere doon (L371p Ophoven)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
nestelen:
nestelen (L371p Ophoven),
wonen:
woͅanən (L371p Ophoven)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1, III-4-1
|
21267 |
woord |
kal:
det is schoane kal (L371p Ophoven),
woord:
ei woord, ei weurdje, det zeen schwan weurd (L371p Ophoven),
wo:rt (L371p Ophoven),
wōrt (L371p Ophoven)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND], [ZND m]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
angels:
(enk)
aŋǝl (L371p Ophoven)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
door wormsteek aangeboord:
dōͅr woͅrmsteək āngəbōͅrt (L371p Ophoven),
gewormd:
gewormdj (L371p Ophoven),
wormstekig:
WBD/WLD
wormstēkig (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
I-7, III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
wurstelen (L371p Ophoven)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L371p Ophoven)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|