e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

Gevonden: 4907
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwavelstok zwegeltje: zwēgəlkə (Ophoven) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx solfer: solfer‧ (Ophoven), zwavel: zwavel (Ophoven) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweep smik: smek (Ophoven) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder smik: smek (Ophoven) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: zweer (Ophoven), zwēēr (Ophoven) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
zwellen zwellen: zwølə (Ophoven) zwellen [ZND 25 (1937)] III-1-2
zwemblaas luchtblaas: WBD/WLD  lochtbloas (Ophoven) Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] III-4-2
zwemmen zwemmen: z(w)umE (Ophoven), zwömən (Ophoven) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
zwenghout, spoorstok trekschei: trekšɛi̯ (Ophoven  [(synoniem met warshout)]  ), warshout: wē.rsǫu̯.t (Ophoven) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren zijn eed doen op: doa wil ich mienən eid op doonə (Ophoven), ich wil ter (m)einen eid op doon (Ophoven) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1