18297 |
bontkraag |
kraag:
krāx (L371p Ophoven)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
vellen jas:
veͅləja.s (L371p Ophoven)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25019 |
bonzen |
bonzen:
bōnzen (L371p Ophoven)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22552 |
boog |
boog:
bo.ch (L371p Ophoven),
boog (L371p Ophoven),
ene boohch (L371p Ophoven),
bogske
boͅg (L371p Ophoven)
|
boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
31417 |
boogdrilboor |
boogdril:
bōx˱drel (L371p Ophoven),
handboor:
hant˱bōr (L371p Ophoven)
|
Handboor die door middel van een koord en een boog wordt rondgedraaid. De boogdrilboor bestaat uit een houten of ijzeren rol, de drilklos, waarin aan de onderzijde een boorijzer bevestigd kan worden. Aan de bovenzijde van de klos bevindt zich een spil waarop een borstplaat wordt aangebracht waar men tijdens het boren met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. De boor wordt aan het draaien gebracht door een in een boog gespannen koord om de drilklos te slaan en vervolgens de boog heen en weer te bewegen. Deze beweging lijkt op vioolspelen; vandaar woordtypen als vioolboor, fiedelboor, fiedelaar en fiedel. Zie ook afb. 124. [N 33, 121; N 33, 130-131]
II-11
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schuttersmaatschappij:
schuttersmaatschappij (L371p Ophoven)
|
Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
boͅu̯m (L371p Ophoven)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bongerd:
boengerd (L371p Ophoven),
bongerd (L371p Ophoven),
boŋərt (L371p Ophoven),
fruitbongerd:
frøͅi̯t˂boŋərt (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
fruitboomgaard:
fruitbŏĕu̯ngərt (L371p Ophoven),
fruitwei:
fruitwei-j (L371p Ophoven),
frøͅi̯t[wei} (L371p Ophoven),
gaard:
gaard (L371p Ophoven)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24845 |
boomkruin |
kruin:
WBD/WLD
kruun (L371p Ophoven)
|
De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
stropen:
struipen (L371p Ophoven)
|
Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|