e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

Gevonden: 4907
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidsstoet bruidsstoet: broedsstoot (Ophoven) de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)] III-2-2
bruiloft bruiloft: broeloft (Ophoven), 1a-m; 22, 29b;  broeloft (Ophoven) bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] III-2-2
bruine gebreide dameskous hoos: hos (Ophoven) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brullen: brølǝ (Ophoven) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Ophoven) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul: brøl (Ophoven) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: astrant (Ophoven), frech (du.): frech (Ophoven) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1
bui, regenbui bui: bui (Ophoven), buj (Ophoven), regenbijs: rêgelbies (Ophoven, ... ), schuil: choèl (Ophoven), sjoel (Ophoven) bui, regen [ZND 01 (1922)] || regenbui [ZND 06 (1924)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buigijzer buigijzer: bø̜jx˱īzǝr (Ophoven), toren: tōrǝn (Ophoven) Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55] II-11
buik buik: bū.k (Ophoven), pens: pɛ.ns (Ophoven) Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9