23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
ciborie (L371p Ophoven),
sieborie (L371p Ophoven)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
sokkerei (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
suikerij:
sokkerei (L371p Ophoven),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
sokkerei (L371p Ophoven)
|
cichorei [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
22686 |
circus |
cirque (fr.):
sirk (L371p Ophoven)
|
Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
ring:
rink (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33518 |
citroenmelisse |
citroenkruid:
WBD/WLD
citroenkroet (L371p Ophoven)
|
Citroenmelisse (melissa officinalis de sterk naar citroen geurende blaadjes van deze plan gebruikt men in soepen, sausen en bij de inmaak van diverse artikelen, o.a. haring en paling (citroenkruid, averiet, averoen, melisse). [N 82 (1981)]
I-7
|
24406 |
cocon |
cocon:
WBD/WLD
cocon (L371p Ophoven),
pop:
WBD/WLD
pop (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18518 |
colbertjasje |
jasje:
jeͅskə (L371p Ophoven)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23939 |
collatie |
collatie (<lat.):
collatie (L371p Ophoven)
|
Een licht avondmaal dat is toegestaan op vastendagen, collatie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23628 |
collectant |
rondganger:
rondgenger (L371p Ophoven)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23624 |
collecte |
collecte:
kollekte (L371p Ophoven)
|
De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|