22680 |
draaiorgel |
lier:
lier (L371p Ophoven)
|
Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
WBD/WLD
dracht (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33873 |
drachtige merrie |
(een) volle:
vǫ.lǝ (L371p Ophoven)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (L371p Ophoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drōəgə (L371p Ophoven)
|
dragen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
dragen (L371p Ophoven)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
lijkdrager:
liekdrager (L371p Ophoven),
liekdragers (L371p Ophoven)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] || het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
hemeldragers (L371p Ophoven)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandrager:
vaandrager (L371p Ophoven)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|