e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L362p plaats=Opitter

Overzicht

Gevonden: 2129
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dragen dragen: dragə (Opitter) dragen [ZND 25 (1937)] III-1-2
draven draven: drāvǝ (Opitter) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: drèft (Opitter) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
dries dries: drēs (Opitter) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8
driftig dik: dik (Opitter), miezig: miezig (Opitter) driftig [ZND 23 (1937)] III-1-4
drijftol dop: /  ne dop, met de dop spielen (Opitter) / [SND (2006)] III-3-2
drinken drinken: dreͅŋkə (Opitter) drinken [ZND m] III-2-3
drinkglas glas: glās (Opitter, ... ) glas [ZND 35 (1941)] III-2-1
droesem moer: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  moor (Opitter) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
droogstaan droogstaan: (de koe) stɛi̯ drīx (Opitter), drīǝxstān (Opitter) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11