20791 |
sinaasappel |
appelesien:
appelesien (L362p Opitter, ...
L362p Opitter)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
se.ŋǝl (L362p Opitter)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sint-pieter:
sint pieter (L362p Opitter),
sinte-pieter:
sinte-pieətər (L362p Opitter)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šarloͅtə (L362p Opitter)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šiǝs (L362p Opitter)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slāi (L362p Opitter)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
25419 |
slachtbijl |
bijl:
bīl (L362p Opitter),
kapmes:
kapmɛs (L362p Opitter)
|
Een bijl die gebruikt wordt voor het verwijderen van de runderhorens, runderkop, runderhoeven en runderpoten. Voor de mes-opgaven wat betreft het voorwerp waarmee men voornoemde handelingen verricht, zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 9. [N 28, 43; N 28, 45; N 28, 47; N 28, 49; monogr.]
II-1
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (L362p Opitter)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
wats:
watsj (L362p Opitter)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
25387 |
slagader inkorten |
inkorten:
ęnkǫrtǝ (L362p Opitter)
|
Als de keel van het rund is doorgesneden, kan een deel van het uitstromende bloed stollen. Door een stukje van de slagader af te snijden verwijdert men de prop stolsel die verder uitstromen van het bloed belemmert. [N 28, 37; Veldeke 10. 581: monogr.]
II-1
|