34549 |
troep ganzen |
trek:
trɛk (L362p Opitter)
|
In vraag A 4, 18 en L 20, 18 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor een "troep" schapen, koeien, varkens, ganzen. In dit lemma zijn alleen die antwoorden opgenomen die specifiek op een "troep ganzen" duiden. [A 4, 18; L 20, 18]
I-12
|
34198 |
trommelzucht |
opgelopen (volt. deelw.):
ǫpgǝlǫu̯pǝn (L362p Opitter),
opgestijfd (volt. deelw.):
ǫpgǝstīft (L362p Opitter)
|
Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.]
I-11
|
33595 |
tros vruchten |
tros:
tros (L362p Opitter)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
34289 |
tuieren |
tuieren:
tiǝrǝn (L362p Opitter)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34293 |
tuierpaal |
staak:
stāk (L362p Opitter),
tuierstaak:
tii̯ǝrstāk (L362p Opitter),
tiǝrstǭk (L362p Opitter)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
34292 |
tuiertuig |
tuier:
tii̯ǝr (L362p Opitter)
|
Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
hūəf (L362p Opitter)
|
hof [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
ke.rvəl (L362p Opitter)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33263 |
tweede klaversnede |
zaadklee:
zǭt[klee] (L362p Opitter)
|
Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
trumpen:
trimpə (L362p Opitter),
2 keer luiden
trimpe (L362p Opitter)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|