25459 |
worsthoren |
worsthoren:
wǫrsthȳrǝ (L362p Opitter)
|
Een afgezaagde horen, een trechter of iets dergelijks waarvan het uiteinde in de darm wordt gestoken. Met de duim wordt het kleingemaakte vlees en vet in de darm geduwd. [N 28, 116; N 28, 119]
II-1
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
kapotsnijden:
kǝpǫt snī-jǝ (L362p Opitter),
malen:
mālǝ (L362p Opitter)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
25766 |
wort |
wort:
w ̇ort (L362p Opitter)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|
25776 |
wort koelen |
afkoelen:
ā.fkēlǝ (L362p Opitter)
|
De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.]
II-2
|
25772 |
wortafkoeler |
afkoeler:
ā.fk ̇ēlǝr (L362p Opitter)
|
De installaties waarmee men de wort nog verder afkoelt, voordat deze naar de gistkuip wordt gebracht. [N 35, 31; N 35, 52]
II-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫ.rtǝl (L362p Opitter)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33720 |
wortels rooien |
trekken:
trekken (L362p Opitter)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
hete pootjes:
heͅi.təpīətjəs (L362p Opitter)
|
Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
25752 |
wortketel |
brouwketel:
br ̇ǫwk ̇ītǝl (L362p Opitter)
|
De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.]
II-2
|
25777 |
wortkoeler |
afkoeler:
ā.fkē.lǝr (L362p Opitter)
|
Arbeider die belast is met het koelen van wort. [N 35, 58d]
II-2
|