e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opitter

Overzicht

Gevonden: 2129
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inschieten inschieten: enšētǝ (Opitter) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inspannen inspannen: e.nspanǝ (Opitter) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
instapgreep handvat: (mv)  hant˲vatǝn (Opitter) Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19] I-13
italiaan italiaan: dat is ⁄nən Italiaan (Opitter) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1
jaarring jaarring: jǭǝreŋ (Opitter) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
janplezier janplezier: janplǝzēr (Opitter), jean-plezier: žaŋplǝzēr (Opitter) Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51] I-13
jas: algemeen jas: puntje naast a staat er eigenlijk boven  hi eͅs vādər zinə ja‧s eͅn mōdər ər geͅlt; vādər zin ku eͅn vādər zinənË™ônt (Opitter) Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3
jeneverbes jeneverbeer: zjènèverbiərə (Opitter) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] III-4-3
jeugd, jongelieden jonge gasten: jong gaste (Opitter), jongvolk: jonkvouk (Opitter) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jong bier bier: bē.r (Opitter) Bier dat de hoofdgisting heeft ondergaan, vers gebrouwen bier. Volgens de invuller uit L 250 duurde het nagisten vroeger tweeëneenhalve maand terwijl er tegenwoordig slechts drie weken voor nodig zijn. [N 35, 72; monogr.] II-2