e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolonel kolonel: kolenel (Opoeteren), kolnel (Opoeteren), koronel: kernel (Opoeteren) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom bassin: bəseͅŋ (Opoeteren, ... ), kom: kom (Opoeteren, ... ), koͅm (Opoeteren, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: komen (Opoeteren), komə (Opoeteren), kŏmə (Opoeteren) komen [RND], [ZND 46 (1946)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
konijn konijn: kenien (Opoeteren), kni-jn (Opoeteren), kənī.n (Opoeteren), pl.  kənin (Opoeteren) konijn [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning koning: ki.niŋ (Opoeteren), ki[ə}n[ə}ŋ (Opoeteren), kiening (Opoeteren), kining (Opoeteren), kī-ə-ning (Opoeteren), kī[ə}niŋ (Opoeteren) een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 28 (1938)], [ZND m] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand heer en dame: ich heb harte hieər en dam samen (Opoeteren) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2
koning in het kaartspel heer: hier (Opoeteren) Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
koningin moer: mōr (Opoeteren) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
kookkachel, fornuis cuisinière (fr.): cuisinière (Opoeteren), vgl. Fr. cuisinière  kwizzenjèèr (Opoeteren), vuur: veer (Opoeteren) de vierkante kookkachel, met twee of vier ovens van voren [ZND 23 (1937)] || keukenfornuis III-2-1
kooksel kooksel: kuuksel (Opoeteren) het produkt van het koken III-2-3