e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lid van een vereniging lid: ei lid (Opoeteren) Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lied, liedje lied: lied (Opoeteren), liedje: le.tjə (Opoeteren), leedje (Opoeteren), altijd verkleinwoord  leedje (Opoeteren), leetje (Opoeteren), altijd verkleinwoord; lied niet gebruikt  lētje (Opoeteren), dim.  lēṭə (Opoeteren) Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [RND] || Liedje. [ZND m] III-3-2
liefkozen karnoffelen: zie ook knûffele  kernòffele (Opoeteren), moederen: Ich goan heivers, zag ¯r Ich goan nog èè bitsje mojere  mojere (Opoeteren) knuffelen, vrijen || lekker knuffelen III-1-4
liegen liegen: leegen (Opoeteren) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies dun, de -: dinne (Opoeteren), hees: RK: plooi v.d. dij -> lm. knieholte ?  hīəs (Opoeteren), lies: lees (Opoeteren) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] III-1-1
lieveheersbeestje lieveheersbeestje: livvenhiêrsbiêsje (Opoeteren) lieveheersbeestje III-4-2
liggen liggen: leggen (Opoeteren) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
ligger ligger: leqǝr (Opoeteren), onderste steen: onǝrstǝ stęj.n (Opoeteren), vaste steen: vastǝ stęj.n (Opoeteren) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijden lijden: lĕjə (Opoeteren), lett. en fig.  li-je (Opoeteren) lijden [ZND A2 (1940sq)] || pijn hebben III-1-4
lijkbidder doodbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  deutbèjer (Opoeteren, ... ), lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lîêkbéddər (Opoeteren, ... ), lijkwaker: znd 1 a-m; znd 30, 25;  līēkwaker (Opoeteren, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2