e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastinaak pastenakelpoten: pastenakle-pooten (Opoeteren) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): də pəstør (Opoeteren), pĕstoer (Opoeteren), pəstu:r (Opoeteren), m  də pəstu:r (Opoeteren) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pastorie pastorie: pastrie (Opoeteren) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
patates frites friet: frit (Opoeteren), Ze kocht zich èè ti-jsje frit möt majenèès  frit (Opoeteren) friet || frieten III-2-3
pater pater (lat.): pa:tər (Opoeteren), pater (Opoeteren) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND] III-3-3
patriarch patriarch: patrĕjark (Opoeteren) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): petroen (Opoeteren), einen: heilige (m)  eine petroeən (Opoeteren), moeilijk leesbaar.  eine petrueen (Opoeteren) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] || Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: de paus (Opoeteren), de pauws (Opoeteren), pa[u}s (Opoeteren), paus (Opoeteren) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
pauselijke zegen pauselijke zegen: pausĕlĕke zeige (Opoeteren) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
peer, soorten boomvlees: lett. boomvlees  buimvleis (Opoeteren), peer: peer (Opoeteren), peèr (Opoeteren), père, mv. met sleeptoon (Opoeteren) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)]peer || peer, coll. I-7