e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidse smis(se): smes (Opoeteren) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smidsgereedschap gerief: gǝrēf (Opoeteren), getuig: gǝtīx (Opoeteren), gǝtīǝx (Opoeteren) De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.] II-11
snede van het blad van de zeis waat: wā.t (Opoeteren) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
sneeuwen sneeuwen: snījə (Opoeteren, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: snîê (Opoeteren) sneeuw [RND] III-4-4
sneltrein expres (<fr.): ən expreͅs (Opoeteren), exprestrein (<fr.): einen ekspresse trein (Opoeteren), einen expresse-trein (Opoeteren), sneltrein: eine sneltrein (Opoeteren, ... ) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snijbonen wollewantjes: wollewantsjes (Opoeteren) pronkbonen I-7
snoep spek: spek (Opoeteren) enigszins sponsachtig en op doorregen spek gelijkend snoepgoed III-2-3
snoeper leknaas: leknaas (Opoeteren), leknut: leknût (Opoeteren) snoeper III-2-3
snoepgoed slok: Ze kochte zich ein grute tût slòk  slòk (Opoeteren) snoep III-2-3