e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier stier: stēr (Opoeteren), var: var (Opoeteren) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop koppig ding: ook materiaal znd 28, 31  kĕppig deink (Opoeteren), kwade saro: Het is afgel, van het reg.ww. sarren en het zn. een sar: plaaggeest z ook sakker, gedwèringde  eine koaje saro (Opoeteren), lastige saro: eine lestige saro (Opoeteren), sakker: sakker (Opoeteren), stijfkop: sti-jfkop (Opoeteren), stijverik: sti-jferik (Opoeteren), warserik: wèèrserik (Opoeteren), warskop: wèèrskop (Opoeteren, ... ), ook materiaal znd 28, 31 met lengteteken op de e  wèrskop (Opoeteren), warszak: wèèrszak (Opoeteren) dwarskop || koppig [ZND 01 (1922)] || koppigaard || kwaadaardige dwarskop III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stīfsəl (Opoeteren) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijf: stiəf (Opoeteren) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibī.gǝls (Opoeteren) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stilstaan ju(j): jyi̯ (Opoeteren) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: stĕŋkə (Opoeteren) stinken [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
stinkende gouwe wrattenkruid: vrattekroeet (Opoeteren) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stoel stoel: Eme(s) van zi-jne stool kalle: zeer wel bespraakt zijn Eets neet onder steel of benk stèke: het niet verbergen  stool (Opoeteren), meervoud steel  stool (Opoeteren) stoel III-2-1
stoelpoot stumpel: het woord is verwant aan stiepel (meubelpoot)  stimpel (Opoeteren) de poot van een stoel III-2-1