21567 |
kolonel |
kolonel:
kolenel (L415p Opoeteren),
kolnel (L415p Opoeteren),
koronel:
kernel (L415p Opoeteren)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
bassin:
bəseͅŋ (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
kom:
kom (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren,
L415p Opoeteren,
L415p Opoeteren),
koͅm (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komen (L415p Opoeteren),
komə (L415p Opoeteren),
kŏmə (L415p Opoeteren)
|
komen [RND], [ZND 46 (1946)], [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
20005 |
konijn |
konijn:
kenien (L415p Opoeteren),
kni-jn (L415p Opoeteren),
kənī.n (L415p Opoeteren),
pl.
kənin (L415p Opoeteren)
|
konijn [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
ki.niŋ (L415p Opoeteren),
ki[ə}n[ə}ŋ (L415p Opoeteren),
kiening (L415p Opoeteren),
kining (L415p Opoeteren),
kī-ə-ning (L415p Opoeteren),
kī[ə}niŋ (L415p Opoeteren)
|
een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 28 (1938)], [ZND m]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
heer en dame:
ich heb harte hieər en dam samen (L415p Opoeteren)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
heer:
hier (L415p Opoeteren)
|
Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
28400 |
koningin |
moer:
mōr (L415p Opoeteren)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
cuisinière (fr.):
cuisinière (L415p Opoeteren),
vgl. Fr. cuisinière
kwizzenjèèr (L415p Opoeteren),
vuur:
veer (L415p Opoeteren)
|
de vierkante kookkachel, met twee of vier ovens van voren [ZND 23 (1937)] || keukenfornuis
III-2-1
|
20584 |
kooksel |
kooksel:
kuuksel (L415p Opoeteren)
|
het produkt van het koken
III-2-3
|