23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
lester oerdejl (L415p Opoeteren)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34581 |
ladderboom |
leierboom:
lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (L415p Opoeteren),
(mv)
lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (L415p Opoeteren)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
laai (L415p Opoeteren),
lādə (L415p Opoeteren),
lāi (L415p Opoeteren),
lade van een tafel:
lāi van nə taofəl (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
schuif:
sji-jf (L415p Opoeteren),
Hèè trok het sji-jfke upe
sji-jf (L415p Opoeteren)
|
kastlade || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schuif
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (L415p Opoeteren)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L415p Opoeteren)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
wasvuurtje:
waš˲vērkǝ (L415p Opoeteren)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
26415 |
lager |
bus:
bes (L415p Opoeteren),
bø̜s (L415p Opoeteren),
kussen:
kęsǝ (L415p Opoeteren)
|
Bij watermolens voorzien van een metalen molenas de pan of het lager waarin het uiteinde van de molenas draait. Zie ook het lemma ɛkussenɛ.' [Jan 82; Coe 73]
II-3
|
18147 |
lam |
lam:
la.mp (L415p Opoeteren),
laaem (L415p Opoeteren),
lamp (L415p Opoeteren),
lāām (L415p Opoeteren),
lammetje:
lɛmkǝ (L415p Opoeteren)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L415p Opoeteren)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|