20701 |
oliebol |
smoutbol:
gebakken in uit zaad geslagen olie
smautbol (L415p Opoeteren)
|
oliebol
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
smoutkoek:
smautkook (L415p Opoeteren)
|
oliekoek
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slā.x[molen] (L415p Opoeteren),
smoutmolen:
smawt[molen] (L415p Opoeteren)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L415p Opoeteren),
toemaken:
tumākǝ (L415p Opoeteren)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tuǝn (L415p Opoeteren)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkmuur:
kèrkmoor (L415p Opoeteren)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25685 |
omzetten |
omscheppen:
omšōpǝ (L415p Opoeteren)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaor (L415p Opoeteren)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
23417 |
onderkerk |
kelder:
kaller (L415p Opoeteren)
|
De ruimte, de kelder onder de gehele kerk [onderkerk?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
pulm:
pêllem (L415p Opoeteren),
hoofdmatras of langwerpig onderkussen
pöllem (L415p Opoeteren),
pölm (L415p Opoeteren)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || peluw
III-2-1
|