e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oliebol smoutbol: gebakken in uit zaad geslagen olie  smautbol (Opoeteren) oliebol III-2-3
oliekoek smoutkoek: smautkook (Opoeteren) oliekoek III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Opoeteren), smoutmolen: smawt[molen] (Opoeteren) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omheinen afmaken: āfmākǝ (Opoeteren), toemaken: tumākǝ (Opoeteren) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tuǝn (Opoeteren) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omheining van het kerkhof kerkmuur: kèrkmoor (Opoeteren) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omzetten omscheppen: omšōpǝ (Opoeteren) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbewolkt klaar: klaor (Opoeteren) klaar, helder [ZND 19A (1936)] III-4-4
onderkerk kelder: kaller (Opoeteren) De ruimte, de kelder onder de gehele kerk [onderkerk?]. [N 96A (1989)] III-3-3
onderkussen, peluw pulm: pêllem (Opoeteren), hoofdmatras of langwerpig onderkussen  pöllem (Opoeteren), pölm (Opoeteren) het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || peluw III-2-1