e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poken keuteren: kiêtere (Opoeteren, ... ), oprakelen: oproakele (Opoeteren, ... ), peuteren: pieteren (Opoeteren), rakelen: raukelen (Opoeteren), roakele (Opoeteren), roakelen (Opoeteren) in de kachel poken [ZND 40 (1942)] || keuteren || oppoken || oppoken b.v. vuur || poken bijv. in vuur || vuur oppoken III-2-1
politie police (fr.): de pelis heet m aangehauwen (Opoeteren) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
politieagent gendarme (fr.): Eine shenderm (Opoeteren), police (fr.): Ein polies (Opoeteren) Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)] III-3-1
pollepel potlepel: Mân, dèè kèrel hauw han es polliêpel(s) zuu gruut  pötliêpel (Opoeteren) pollepel III-2-1
polsmof gestrikte mof: gestrikte möffen (Opoeteren), mof: mōfə (Opoeteren), mŏf (Opoeteren) een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)] III-1-3
pommelee, appelschimmel (een) geappelde: gapǝldǝ (Opoeteren) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompoen pronkappel: mooi geblonken appel, waarmee men "brònke" kon.  brònkappel (Opoeteren) pronkappel I-7
pook pook: o.m. om het vuur op te rakelen  puuk (Opoeteren), rakelijzer: roakeli-jzer (Opoeteren, ... ), stoofijzer: stoafi-jzer (Opoeteren) pook III-2-1
poort poort: pǫrt (Opoeteren) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: pūǝt (Opoeteren), pűǝt (Opoeteren  [(mv piǝt)]  ), varkenspoot: vɛrkǝsput (Opoeteren) [N 76, 12]Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9