31192 |
smidse |
smis(se):
smes (L415p Opoeteren)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
31196 |
smidsgereedschap |
gerief:
gǝrēf (L415p Opoeteren),
getuig:
gǝtīx (L415p Opoeteren),
gǝtīǝx (L415p Opoeteren)
|
De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.]
II-11
|
32880 |
snede van het blad van de zeis |
waat:
wā.t (L415p Opoeteren)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snījə (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snîê (L415p Opoeteren)
|
sneeuw [RND]
III-4-4
|
21237 |
sneltrein |
expres (<fr.):
ən expreͅs (L415p Opoeteren),
exprestrein (<fr.):
einen ekspresse trein (L415p Opoeteren),
einen expresse-trein (L415p Opoeteren),
sneltrein:
eine sneltrein (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33514 |
snijbonen |
wollewantjes:
wollewantsjes (L415p Opoeteren)
|
pronkbonen
I-7
|
20798 |
snoep |
spek:
spek (L415p Opoeteren)
|
enigszins sponsachtig en op doorregen spek gelijkend snoepgoed
III-2-3
|
20887 |
snoeper |
leknaas:
leknaas (L415p Opoeteren),
leknut:
leknût (L415p Opoeteren)
|
snoeper
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
slok:
Ze kochte zich ein grute tût slòk
slòk (L415p Opoeteren)
|
snoep
III-2-3
|