20550 |
snoepje |
babbeltje:
Oppe merret kocht ze zich e ti-jt-sje babbelsjes
babbelsje (L415p Opoeteren),
muilentrekker:
Mûletrèkkers zeen waal ins hartelik en uich zeen ze good tiêge kalkaanslag op èè gebeet
mûletrèkker (L415p Opoeteren)
|
meestal bolvormig suikeren of zuur snoepje || soort zure snoepjes
III-2-3
|
20639 |
snuiftabak |
snuif:
snûf (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
fijngemalen tabak || snuif
III-2-3
|
17590 |
snuit |
snuit:
snű̄.t (L415p Opoeteren)
|
Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-9
|
20664 |
soep |
sop:
In het kuukbook stònge de resepte van versjillige soppe
sop (L415p Opoeteren)
|
soep
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
een diepe schaal waarin men de soep opdient
soptri-jn (L415p Opoeteren)
|
soepterrine
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
ribjes:
repkəs (L415p Opoeteren)
|
rib van het varken die als soepvlees dient [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (L415p Opoeteren)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldoaten mooten aansloaən (L415p Opoeteren),
səldo.tṇ (L415p Opoeteren)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
34576 |
spaak |
speken:
spęi̯.kǝ (L415p Opoeteren)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šep (L415p Opoeteren)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|