34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rii̯.zǝlǝ (L415p Opoeteren),
rīzǝlǝn (L415p Opoeteren)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (L415p Opoeteren)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
det is nateerlik (L415p Opoeteren),
d’es nateerlik (L415p Opoeteren)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
oͅp siə vārə (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
vērə (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
op zee varen [ZND A1 (1940sq)] || varen [ZND m]
III-3-1
|
24518 |
varen (alg.) |
wauwelkruid:
wauwelkraut (L415p Opoeteren)
|
varenplant
III-4-3
|
34297 |
varken |
varken:
vɛ.rkǝ (L415p Opoeteren)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34301 |
varken met hangende oren |
duitsland varken:
døi̯tslant vɛrkǝ (L415p Opoeteren)
|
Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lø̜i̯pǝr (L415p Opoeteren),
lęi̯.pǝr (L415p Opoeteren),
scheut:
sxyǝt (L415p Opoeteren),
šīǝ.t (L415p Opoeteren)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34317 |
varken van drie tot vijf maanden |
mestvarken:
møsvɛrkǝ (L415p Opoeteren)
|
Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34362 |
varkens fokken |
baggen kweken:
bagǝ kwēkǝ (L415p Opoeteren)
|
Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.]
I-12
|