e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschalen verzwartselen: Este di-j pi-jntsj beer neet wi-jer ûtdrinks, geit ze verzwatsele  verzwatsele (Opoeteren) verschalen o.a. van drank III-2-3
verschijning verschijning: versjiening (Opoeteren) Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)] III-3-3
versieren (met bloemen) sieren: sere vier de pĕrsessie (Opoeteren) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] III-3-2
versleten versleten: verslièëten (Opoeteren) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstand geest: dat wi-jfke is op hèren auwerdòm nog hiël good van geist Syn. Ze is nog hiêl good bi-j ter hère  geist (Opoeteren) rede, verstand III-1-4
verstandig redelijk: Zeeg nûw ins riêdelik en gèèf tûw deste verkiêrd woars  riêdelik (Opoeteren), verstandig: Viêr zi-jnen auwerdòm kan ¯r nog hiêl verstejnig rezenère  verstejnig (Opoeteren) intelligent || verstandig, redelijk III-1-4
versterkte zijwand, dijk dijk: dī.k (Opoeteren), molendijk: mīǝ.lǝndī.k (Opoeteren) Dijk vōōr de sluizen, meestal aan die kant van de beek waar de bewoners van de molen het meest komen. De dijk bestaat uit planken die tegen rechtstaande spijlen bevestigd zijn of is een versteviging uit aarde of beton en loopt gewoonlijk vier of vijf meter verder stroomopwaarts dan de vloer. Zie ook afb. 67. [Vds 31; Jan 29; Grof 35] II-3
vertuieren hertuieren: hɛrtīrǝn (Opoeteren), tuieren: tii̯ǝrǝn (Opoeteren) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11
verval afloop: ā.flø̜j.p (Opoeteren), verval: vǝrva.l (Opoeteren) Het verschil in hoogte tussen het bovenwater en het onderwater. Volgens Coenen (pag. 39) bedroeg het verval gewoonlijk 1,5 meter. [Vds 24; Jan 89; Coe 41; Grof 73] II-3
verwachting verlaat: Wi-j ich zaag det dèèn andere zuu wi-jd viêrop laag, waas mötein mi-jn hiêl verloat op de iêverwinning noa de moan  verloat (Opoeteren) hoop, verwachting III-1-4